Vrijdag werd een doodgewone voetbalavond in Helmond binnen mum van tijd omgeturnd tot iets absurds in de negatieve zin van het woord. Ik maakte het van dichtbij mee en schreef helaas een andersoortige Blik op Jong Ajax (BoJA) dan normaal.
Als volger van de beloftenploeg bezoek ik steeds meer uitwedstrijden van Jong Ajax. Zo ook op vrijdagavond 15 september. Vanuit stage reis ik met de trein naar het zuiden, waar ik op het station word opgehaald door Stefano van Delden – zaakwaarnemer - en Jeroen en Daan de Wit, familie van Mees de Wit, speler van Jong Ajax. Met zijn vieren rijden we naar het stadion. We gaan naar binnen, zitten op de tribune en kijken gemoedelijk de wedstrijd. 1-4 winst, punten in de pocket en terug naar huis, denken wij.
Inmiddels buiten het stadion lopen we met zijn vieren richting onze parkeerplaats. We lopen in een massa mensen, babbelen wat, als opeens een ietwat gezette man naar ons toe komt. ‘Waar kom je vandaan dan?’, vraagt hij, ogenschijnlijk onder invloed van alcohol en wie weet wat. De man vroeg het meermaals, wij negeerden hem, alvorens de man richting Stefano liep. ‘Waar kom je vandaan dan?’, herhaalde de man, die zichtbaar op zoek was naar problemen. Stefano, donker van huidskleur (waarom moet ik dit schrijven?) en ras-Amsterdammer mét accent, besloot de man met rust te laten en langs hem te lopen, verder richting de parkeerplaats. Tot een paar meter verder nog drie jongens stonden. De groep werd steeds groter, terwijl andere supporters gewoon doorliepen alsof er geen penibele situatie aan het ontstaan was.
In luttele seconden was het acht tegen Stefano, waarna Stef, hoe intimi hem noemen, besloot weg te rennen. ‘Ik was heel snel aan het schakelen in mijn hoofd. Ik was de enige donkere jongen, dan ben je een makkelijk doelwit en wat kan je beginnen tegen zoveel man? Dat is onbegonnen werk. Daarbij: wat zijn de gevolgen? Beschadig ik de naam van mijn cliënt van Ajax?', vroeg Stef zich af. 'Ik besloot om keihard naar mijn auto op de parkeerplaats te rennen, met acht idioten achter mij aan. Ik heb nog nooit zo hard gerend in mijn leven. Ik kon niets anders doen dan mijzelf in veiligheid brengen, hopende dat de groep Daan, Jeroen en Sjors met rust zou laten en dat het alleen om mij, mijn afkomst en mijn huidskleur ging. Dat vervolgens anderen klappen hebben gekregen, doet mij pijn.’
Stef doelt op wat na het eerste incident gebeurde. Wij vieren waren uit elkaar gedreven, broer Daan was weg, maar vader Jeroen stond nog een paar meter verderop. Ik (Sjors) liep ernaartoe, waarna we besloten met een omweg terug te lopen naar de parkeerplaats. We waren nog niet eens tien meter verder, toen de man die ons als allereerste aansprak, met een high-kick van achteren op hoofdhoogte vader Jeroen omver kegelde. Ik schrok, waardoor men zag dat ik ook bij de Ajacieden hoorde. Ik keek een blonde jongen recht in de ogen aan, hij wilde mij slaan, ik ontweek hem en zei nog: ‘Wat doe je nou, ik doe toch helemaal niets?’
Het waren loze woorden, want voor ik het wist, werd ik aangevallen door een drie-, viertal gasten van in de twintig. Ik kon niets doen, maakte mij klein en besloot zelf niet uit te halen, aangezien de klappen dan alleen maar harder zouden terugkomen. Ik werd in een struik gewerkt, ze gooiden bier over mij heen, waarna ik besloot om even te blijven liggen, ik ben immers ook geen held. Tot mijn verbazing liepen de mensen die langsliepen gewoon langs mij, alsof er niets aan de hand was. Ik besloot op te staan, waarna een oudere man naar mij toekwam. In shock vertelde ik in welke situatie ik was beland.
Al lopend bedacht ik mij: 'Fuck, ik sta hier in mijn eentje en hoe in hemelsnaam kom ik hier weg? En: waar zijn de anderen?' Ik had drie gemiste berichten van broer Daan, waarna ik hem opbelde en zei wat er was gebeurd. Hij wist van niks, schrok vanzelfsprekend ook, helemaal omdat hij in zijn eentje op de parkeerplaats stond, waar Stefano allang in alle haast en angst was weggereden. Samen met de oudere man die hulp aanbood, liep ik richting de parkeerplaats, waar ik Daan tegemoet liep. Daan had de woorden ‘doe je capuchon op’ nog niet in zijn mond genomen, of een kliek van zes á acht vandalen kwam onze kant weer op. Ik dacht: 'Rennen!', maar precies op dat moment kwam Stefano het parkeerterrein oprijden. Zijn – op dat moment al beschadigde - wagen was echter tweedeurs, dus makkelijk kon je niet met meer dan twee personen de auto in komen. Ik stapte in, maar Daan bleef staan, want: waar was zijn vader? Daan belde z’n pa Jeroen, waarna hij vreselijke dingen hoorde. ‘Toen jij (Sjors) in de auto stapte, hoorde ik door de telefoon dat mijn vader klappen kreeg. Hij vroeg of ze wilden stoppen, waardoor ik gek werd. Ik schreeuwde: vechten pa, vechten!’
Op het moment zelf moest Daan echter dealen met zijn eigen situatie op de parkeerplaats. ‘Er kwamen twee jongens naar mij toe en ze probeerden mij te slaan. Ik ontweek en gaf hen beiden een klap. Gelukkig kwam vervolgens mijn pa de hoek om en waren we weer samen. Toen wilden ze ons nog samen pakken, maar leek het of ze een beetje bang waren geworden. Zij hadden immers ook van ons geïncasseerd. Ze gooiden nog een biertje over ons heen, waarna ze ons weg lieten lopen. We zijn naar de overkant gelopen en ergens in een steeg gaan staan. In de hoop om niet gezien te worden en even te kalmeren.’
In de tussentijd reden Stefano en ik rondjes in de buurt. Voordat we wegreden van de de parkeerplaats was Stefano’s auto namelijk omsingeld geraakt door de groep Helmonders, die het ook nu weer gemunt had op Stefano. Hierdoor besloten we weg te rijden om onszelf eerst in veiligheid te brengen. Het zorgde voor een ongekend emotioneel dilemma. Want wat doe je? Rijd je weg en laat je een jonge jongen (Daan) alleen achter bij een groep doorgesnoven Brabanders? Of ga je de fysieke strijd aan terwijl je in een overduidelijke numerieke minderheid bent én betrokken bent bij een professioneel voetballer, wat je in de media in een kwaad daglicht kan stellen?
We konden niets doen, ook omdat we achterna werden gereden door een kliek Helmond-supporters en bij eventuele terugkeer op de parkeerplaats in dezelfde situatie als daarvoor zouden belanden, en dus besloten we de politie in te schakelen. Na oponthoud – het telefoongesprek liep door de zenuwen niet heel soepel - waren de instanties ter plekke om naar de parkeerplaats te rijden waar Daan en Jeroen nog steeds stonden. We werden geëscorteerd naar de plek, waar vader Jeroen (met een dikke lip plus last van zijn rug) en broer Daan rustig aan kwamen lopen. Na de gebruikelijke identificatie en het doen van ons verhaal bij de politie konden we rustig terug huiswaarts keren.
Ongekend
Zo kwam er een eind aan een eigenlijk verschrikkelijke avond, waarvan je niet kunt begrijpen dat ‘ie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Dat er geen enkele beveiliging of hulp was buiten het stadion, dat je op een doodgewone vrijdagavond – zoals elke week – niet eens fatsoenlijk een wedstrijd in de Jupiler League kan bezoeken en dat er in de hedendaagse samenleving blijkbaar nog steeds discriminatie en/of racisme plaatsvindt. Dat je wegens huidskleur, afkomst of jouw accent aangevallen wordt, dat je fysiek bejegend wordt door een meerderheid, waardoor je je machteloos voelt, niets kunt doen en alleen maar weg wil, maar niet kan. Dat je er alleen voor staat, elkaar niet kunt helpen, want je weet niet wie je op onbekend terrein wel of niet kunt vertrouwen.
Het is en was vreselijk en beangstigend. Ik kan jullie namens ons alle vier zeggen: we gaan dit aankaarten en aanpakken. Het contact met Helmond Sport is gelegd en de club heeft fantastisch op het voorval gereageerd. Zij weten ervan en we gaan aangifte doen. Het kan namelijk niet zo zijn dat je – in mijn geval – je beroep niet kunt uitoefenen en dat je als belangenbehartiger, ouder of broer niet veilig naar je cliënt of bloedeigen familie kunt kijken. Dat zou normaal moeten zijn. Waar dan ook.
Sjors van Veen (Twitter @SjorsvanVeen) | sjorsvanveen@live.nl
Lees meer Blik op Jong Ajax:
Seizoen 4
#1 - Kansen voor Mazraoui en Bergsma?
#2 - Fritten, Belgische logica en voetbal
#3 - Het Verhaal Achter: Zian Flemming
Place comments