Edwin van der Sar is deze week met Ajax mee naar Wenen voor de wedstrijd tegen Rapid en zijn gedachten gaan automatisch uit naar 1995, toen hij in die stad als doelman van Ajax de Champions League won. In gesprek met Het Parool weigert de huidige marketingdirecteur zichzelf als held te bestempelen.

'Ik heb één redding verricht, op een schot van Daniele Massaro bij 0-0. Ik stond in de baan van het schot, ik hoefde me niet echt uit te strekken', vertelt hij over de finale tegen AC Milan alsof hij net zo goed thuis had kunnen blijven. 'Maar goed, je moet er staan natuurlijk. Voor de rest heb ik weinig speciaals gedaan. Dat was ook mijn stijl: je verdedigers goed coachen, zodat je zelf weinig speciaals hoeft te doen', aldus Van der Sar.

Het voetbal is twintig jaar later veel veranderd, zo weet de oud-doelman. Hij vertelt dat zijn jaarsalaris van toen nu voor sommige topspelers een weeksalaris is. En dat hij ten tijde van de Champions Leauge zege van 1995 gewoon nog thuis woonde, iets wat weinig Ajacieden nu nog doen. 'Edgar Davids, Marc Overmars, Patrick Kluivert, en volgens mij Michael Reiziger ook. Gewoon nog thuis, bij papa en mama. Spelers hebben tegenwoordig meer haast. Ik kwam als eerstejaars senior bij Ajax en ik heb in Amsterdam nooit aan carrièreplanning gedaan. Ik wilde spelen, ik was nog helemaal niet bezig met andere clubs. Ik ging naar Juventus toen ik 28 was. Tegenwoordig vertrekken ze vijf jaar vroeger. Die ontwikkeling is onomkeerbaar, dus we proberen ervoor te zorgen dat spelers zich bij Ajax snel kunnen ontwikkelen.'

Lees het hele interview met Van der Sar in Het Parool.