Kenny Tete is één van de revelaties van dit seizoen in de Eredivisie. De rechtsback is definitief doorgebroken bij Ajax en maakte zelfs al zijn debuut voor het Nederlands elftal. Hij weet nog goed dat hij op jonge leeftijd vaak ook buiten het veld om voetbalde.

'Op dat pleintje in de Indische Buurt heb ik leren voetballen, en niet bij een club. En het leuke is: bijna iedereen met wie we daar speelden, is prof geworden', vertelt Tete aan Het Parool. 'Het niveau was heel hoog en er werd echt op het scherpst gespeeld. Slidings, trucjes; alles kwam voorbij. De wil om te winnen is daar ook echt gekweekt.'

Maarten Stekelenburg, voormalig hoofd jeugdopleiding van Ajax en niet te verwarren met de Southampton-keeper annex oud-Ajacied, snapt wel dat de meeste Nederlandse profvoetballers uit Amsterdam komen. 'Het begint natuurlijk gewoon met de wet van de getallen. Amsterdam heeft de meeste inwoners.'

'Daarnaast is het goed als talenten tegen elkaar spelen: AFC tegen DWS en Zeeburgia, allemaal teams die uitkomen op een hoog niveau. Goede spelers die met elkaar trainen of tegen andere goede voetballers hun krachten meten, worden uitgedaagd. Daar word je beter van en daardoor ontwikkel je je sneller. Clubs als AFC en Zeeburgia leveren veel spelers af aan het betaalde voetbal, en andersom komen veel spelers van kleinere clubs daarheen, omdat je er makkelijk bij een profclub terechtkomt. Het ene versterkt het andere.'

'Je zou ook kunnen zeggen dat Ajax de enige profclub in Amsterdam is, terwijl Rotterdam er drie heeft, en dat dat de sterkte van AFC en Zeeburgia verklaart. Dat zijn eigenlijk de Excelsior en Sparta van Amsterdam. Als je niet in aanmerking komt voor Ajax, of daar als jeugdspeler afvalt, kom je eerder bij die clubs terecht dan bij een andere BVO', aldus de jeugdopleider.