De antisemitische spreekkoren die afgelopen weekeinde van de tribunes van FC Utrecht klonken waren al schrijnend, maar de reactie van de club hierop is nog erger. Dat vindt Hans Knoop van de Bestrijding Antisemitisme Nederland. Hij stelt tegenover Algemeen Dagblad dat de gemaakte excuses van de plaatselijke FC niet genoeg zijn.

'Wat er is geroepen, is minder grievend dan de wijze waarop FC Utrecht reageert', zegt hij woensdag in de landelijk uitgegeven krant. 'Van bestuurders mag een fatsoenlijk niveau worden verwacht. Het "wir haben es nicht gewüsst" uit de tijd van de Jodenvervolging is veranderd in "wir haben es nicht gehört"', is hij onverbiddelijk. 'Als er bij een voorstelling in Carré tien of twintig bezoekers anti-homoleuzen roepen, verwacht je dat de theaterdirectie de voorstelling stopzet. Een voetbalstadion is geen vrijplaats waar alles moet mogen. Het bestaat niet dat de stewards op de Bunnikside niets hebben gehoord, zij hadden de clubleiding in moeten lichten. Mijn indruk is dat de doorgang van een voetbalwedstrijd voor alle betrokken partijen zo belangrijk is, dat zij zich Oost-Indisch doof houden', is Knoop kritisch op de prioriteitenstelling en de volgorde waarin bepaalde belangen worden gezet in de voetbalwereld.

Degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan het inzetten van de antisemitische spreekkoren, lijken voornamelijk tieners te zijn geweest. Zij zouden al langer verbaal over de schreef gaan. De directie van FC Utrecht stelt dat de jongeren niet weten wat zij roepen. Emeritus hoogleraar massapsychologie Hans van de Sande denkt daar in het AD hetzelfde over. 'Ze beseffen niet dat hun teksten voor anderen akelig en bedreigend zijn. Het zijn meestal jongeren die iets willen betekenen, maar daar de capaciteiten niet voor hebben. Dus zoeken ze een manier om te shockeren', aldus de man die al sinds 1985 onderzoek doet naar voetbalvandalisme.